Ook verstandshuwelijken kunnen bloeien
Posted on
De voorgeschiedenis van een verstandshuwelijk
Het is een luisterrijke opening, op een winterse middag in de feestelijk verlichte kapel van het voormalige klooster Mariënburg, uitkijkend op het door ’s-Hertogenbosch meanderende riviertje de Dommel. We schrijven donderdag 1 december 2016 en zijn getuige van een bijeenkomst waar honderden gasten, waaronder hoogleraren, prominente bestuurders en ook koningin Máxima acte de présence geven bij de officiële start van JADS. De voertaal is Engels, maar het instituut is vernoemd naar de middeleeuwse schilder Jheronymus Bosch, een van de beroemdste zonen van de provinciehoofdstad.
De kapel van JADS doet dienst als aula, maar heeft nog vrijwel alle kenmerken van zijn kloosterlijk verleden. Voor het altaar speelt het Nederlands saxofoon octet enkele passages uit Canto Ostinato, een compositie van de onvolprezen Nederlandse componist Simeon ten Holt (1923-2012). Canto Ostinato is een bijzonder stuk, dat zich als het ware zelf leidt, waarbij het de taak van de musici is om het repetitieve stuk in juiste muzikale banen te voeren, als het ware één datasysteem dat constant afgestemd moet blijven om tot een kloppend resultaat te komen. Op de tonen van Canto Ostinato bewegen drie dansers die zich langzaam min of meer aaneenrijgen, via een elastieken lint dat ze gedrieën in steeds wisselende vormen weten te draperen. Als de tonen wegsterven en een ultraviolet licht ontstoken wordt zien de aanwezigen alleen nog het netwerk, doordat het lint met UV-verf is behandeld.

Deze opening, waar het Bossche bureau Artishock sterk de hand in had, is op meerdere manieren een metafoor voor de ontstaansgeschiedenis van JADS. Met drie hoofdrolspelers die tot dan vrijwel los van elkaar opereerden: Tilburg University, de Technische Universiteit Eindhoven en de stad ’s-Hertogenbosch. Dat de universiteiten aanvankelijk weinig met elkaar optrokken heeft waarschijnlijk minder te maken met de vermeende tegenstelling tussen de alfa- en gammawetenschappen van Tilburg en de technische wetenschappen van Eindhoven dan met het ongelukkig gesternte waaronder zij voor het eerst indringend met elkaar te maken kregen.
Ongewild tegenstanders
Dat is in het midden van de jaren zestig als zowel de Tilburgse universiteit (opgericht in 1927) als de Eindhovense (opgericht in 1957) nog in een fase van opbouw verkeren. In die periode groeit de vraag naar een nieuwe medische faculteit in het Zuiden, die de achtste van het land zou worden. De toenmalige Katholieke Hogeschool Tilburg (KHT, voorloper van Tilburg University) ziet zichzelf als de voornaamste kandidaat, gelet op de aanwezigheid van relevante sociale wetenschappen. Al gauw beschouwt ook Eindhoven, met zijn Technische Hogeschool (TH), zich als de ideale vestigingsplaats, vanwege de raakvlakken van de medische wetenschappen met techniek.
Als het hemd van de institutionele belangen nader blijkt dan de rok van de provinciale wens om een medische faculteit in Brabant te vestigen, neemt de provincie in 1966 het voortouw om de twee universiteiten aan tafel te krijgen. Het gesprek moest voorkomen dat Tilburg en Eindhoven zich verder zou ontpoppen als kemphanen, ook omdat Limburg zich kandideerde als een mogelijke vestigingsplaats voor de medische faculteit. Succesvol was dat gesprek niet, evenmin als het kort daarop door de provincie gelanceerde idee om tot een Brabantse universiteit te komen. “Wist men werkelijk niet hoe ver Tilburg en Eindhoven feitelijk uiteengedreven waren, ieder zijn eigen doeleinden nastrevend en elkaar beloerend als de twee honden om het bekende been?”, zo schreef historicus Johan de Vries in deel II van de geschiedenis van de Tilburgse universiteit.
In 1969 besloot de regering de achtste medische faculteit van het land toe te wijzen aan Maastricht. De Brabantse tweespalt dolf het onderspit in een politiek spel waar de Limburgers munt wisten te slaan uit hun eensgezindheid.
En toch, een samenwerkingsorgaan
Om niet geheel en al verstoken te blijven van medisch-klinisch hoger onderwijs in Brabant tekenden in oktober 1970 de bestuurscolleges van de toenmalige KHT en de TH een samenwerkingsovereenkomst die de basis zou vormen voor SOBU, het Samenwerkings Orgaan Brabantse Universiteiten. Dat kreeg in 1986 de wind in de rug, met een budget van 1.5 miljoen gulden, bedoeld om de samenwerking te “initiëren en coördineren”.
Onder regie van het SOBU worden tientallen multidisciplinaire onderzoeks- en promotietrajecten gestart, waaruit vruchtbare allianties ontstaan. Zo laat prof.dr.ir. Henk van Tilborg van de TU/e-faculteit Wiskunde en Informatica in Cursor weten de samenwerking met Tilburg altijd als heel verfrissend te hebben ervaren. “Twee werelden ontmoeten elkaar. Het e-commerce-project, waar we in 1999 mee begonnen zijn, kende bij aanvang een moeizame start, maar staat nu goed op de rails”. Bestuurlijk wil het niet boteren. Niet als de commissie-Van Kemenade in 1989 voorstelt om tot een federatie van het Brabants hoger onderwijs te komen (naar het voorbeeld van de University of California) en niet op een weekeinde in 1995 op de hei van St. Michielsgestel, waar al tijdens het eerste diner wordt vastgesteld dat verder praten geen zin heeft.
Kentering
In het begin de 21e eeuw vindt een kentering plaats. In 2004 verwerft de TU/e twintig procent van de aandelen in TIAS, de business school van Tilburg University, waarin de activiteiten van de TU/e op het gebied van managementonderwijs worden geïntegreerd. Dat gebeurt in een periode waarin het begrip big data aan een opmars begint, ook in de wetenschappelijke wereld. Het mag een diffuus begrip zijn, duidelijk is dat in elk geval technologische, economische, juridische en ook ethische aspecten een grote rol spelen. En dan blijken de contacten die er op facultair niveau bestaan toch waardevol te zijn. Er worden gesprekken gevoerd over data science tussen het College van Bestuur van de TU/e en de faculteit Wiskunde en Informatica. Decaan Emile Aarts en hoogleraar informatica Wil van der Aalst hebben ambitieuze plannen, die veel geld kosten. Zoveel, dat er meerdere partijen nodig zijn. In Tilburg vindt het duo een gewillig oor bij de decanen Corien Prins (Rechten) en Lex Meijdam (Economie en Bedrijfswetenschappen). In samenspraak komt het tot een plan voor drie data science centers, één in Eindhoven, één in Tilburg en één in ‘-s Hertogenbosch. Ze komen er alle drie, waarbij de vestiging in ’s-Hertogenbosch de meeste vragen oproept.

Op de eerste rij bij de opening van JADS zitten niet alleen de mensen van het eerste uur, zoals TU/e-voorman Jan Mengelers Emile Aarts (intussen rector magnificus in Tilburg), maar ook Ton Rombouts, dan burgemeester van ’s-Hertogenbosch. Hij kan terugkijken op een buitengewoon geslaagde (meer dan 400.000 bezoekers) overzichtstentoonstelling van Jheronymus Bosch, eerder dat jaar in het Noordbrabants Museum. De sleutel achter dat succes was de samenwerking met wetenschappers, zonder die was de provinciehoofdstad kansloos geweest voor een dergelijk prestigieus project. Door de steun aan JADS – de gemeente kocht en verbouwde Mariënburg – zet ’s-Hertogenbosch de eerste schreden op het pad van universiteitsstad. Ook op de eerste rij zitten Wim van de Donk en Bert Pauli, dan respectievelijk Commissaris van de Koning en gedeputeerde van de provincie. Uit het innovatiebudget van de provincie werden voorbereidingskosten betaald met als perspectief een Brabants ecosysteem op het gebied van data science. Onder regie van Pauli werd een plan gemaakt waarin ’s-Hertogenbosch gepositioneerd werd als datahoofdstad, in het hart van een provincie vol databedrijvigheid. Het oude idee van een Brabantse universiteit is verlaten, maar niet de gedachte dat samenwerking tussen twee uiteenlopende universiteiten een onderscheidend verschil kan maken op een nieuw terrein als data science.
Huzarenstuk
JADS is een huzarenstuk. Waar de strijdkrachten in de aanloop werden gevormd door pionierende, bevlogen wetenschappers met een talent voor vasthoudendheid, bestuurders die vergezichten wisten te verbinden met pragmatiek en een leger van mensen achter de schermen die tegenstellingen wisten te overbruggen. Er worden soms vragen gesteld over de kosten, over de verhouding tussen wetenschap en bedrijfsleven, maar die nemen niet weg dat in het oude klooster een coalitie is ontstaan. Een zich nog ontwikkelend verstandshuwelijk, waarin de liefde niet altijd flakkert maar waar de vaak bepleitte samenwerking tussen alfa, gamma en bèta en techniek zich heeft weten te ontworstelen aan de spreekwoordelijke wetten en praktische bezwaren.

Jheronimus Academy of Data Science in voormalig klooster Marienburg